HET ANDERE CURAÇAO Part 3 (door Will Johnson)



Het nieuws over de Venezuelaanse Universiteit en de mogelijkheden die dat met zich meebrengt. Het herstel van Otrabanda en het werk van Monumentenzorg. Het nieuwe hotel van neef Howard Johnson (wens ik maar, ofschoon ik wel een neef op Saba heb die Howard Johnson heet en aardappelen teelt). Het verlangen naar goed nieuws uit Curaçao is zoals ik op Brakkeput verlangde naar regen. Stortvloeden goed nieuws, wil ik horen. Hebben de kranten niets anders over te schrijven dan over de Bon Futuro van de Bolitaslikkers?

Toen ik Statenlid was heeft een choller mij geadopteerd als zijn blanke peetvader. Ik heb tot grote hilariteit van mijn collega’s een stuk geschreven over mijn peetzoon.
Dat stuk is in het Engels verschenen in “The Daily Herald”. Misschien zal ik het herschrijven zodat ook Nederlandse lezers zichzelf en hun choller daarin kunnen herkennen.

Het goede nieuws uit Curaçao waar ik op wacht is misschien nog een grand finale van een boek van Tip Marugg. Mijn vriend Boeli van Leeuwen heeft niets van zich laten horen of misschien hebben de kranten geen tijd voor hem. Ik heb wel vernomen dat Frank Martinus Arion een nieuw boek heeft uitgegeven.

Ja, Curaçao is vaak in mijn dromen. Ik heb daar tussen mijn dertiende en negentiende in jongensoord Brakkeput gezeten. Bij de Kruisvaarders van St. Jan. Op school geweest bij het Mgr. Zwijsencollege en het Radulphus College, beiden toen splinternieuwe scholen trouwens. Vele mooie herinneringen aan karni stobá, tochten in de vakanties naar het afgelegen Bandabou. Het leek alsof alle uithoeken van Curaçao zijn bezocht in die jaren. Wat ik toen niet gezien en meegemaakt heb, heeft later plaats gevonden in de viertien jaren dat ik als Statenlid heb doorgebracht.

Ja, mooie herinneringen allemaal van dat andere Curaçao. Uitgaan met een groep om van het optreden van Celia Cruz of Miguel Achevez Mejia in Cinelandia te genieten. Het Roxy theater was mijn favoriet. West End was op vreemd grondgebied. Mijn grenzen strekten zich uit van Brakkeput tot aan de Handelskade. Na Brakkeput ben ik vanuit St.Maarten voor een jaar teruggekomen als gast in het hotel Washington, een vergloriede hoerentent dat zich als hotel deed voorkomen. Van dit prettige verblijf heb ik al eerder een stuk voor de Ñapa geschreven. Na Brakkeput heb ik dertien jaren op St.Maarten doorgebracht. Ik kan mij herinneren dat toen ik daar voor het eerst was in 1955 waren er 83 auto’s op het hele eiland en maar 1500 inwoners op het Nederlandse Gedeelte. Na jaren onder zware discipline in Brakkeput en dat ik als mijn gevangenis beschouwde, dacht ik dat ik op St.Maarten in een aards paradijs beland was.

Van de vele internationale bloemen die ik in mijn lange periode van vrijgezel heb geplukt zijn de Palestijnse Nala van New York en Sueheilah van St.Kitts en Lebanon
nog steeds levende geesten uit mijn verleden. Een diepe wond blijft in mijn hart over Nala. Zij was diep verliefd op mij. Een dronkelap en oproerkraaier met geen toekomst in zicht. Ik was verliefd op drank, muziek en het geode leven. Ik werd wel uitgenodigd om haar bruiloft op Long Island bij te wonen. Zij koos voor een Griekse dokter, een orthodox christen van haar eigen geloof. Ik zie Nala in de straten van Jenin. Mijn vriend Noam weet niets van haar. Hij is nu in de buurt van Jericho. Eens na de regens hoop ik langs de oevers van hetgrotezoetwatermeerwaar nu de Dode zee is Noam te vertellen over Nala. Hij had haar zoon kunnen zijn.

In het aardse paradijs dat St. Maarten toen was heb ik mijn levensgezellin eindelijk ontmoet. Ik was twee en dertig. Ik had besloten dat ik in het nieuwe jaar serieus
moest worden. Twee weken later heb ik haar ontmoet. Dertig jaar later hebben wij nog steeds een relatie alsof wij elkaar voor het eerst hebben ontmoet. Saba heeft mij teruggeroepen. Wel ben ik in de laatste jaren meer dan vijfhonderd keer op Curaçao geweest. Nieuwe herinneringen, rijk vooral in dat mijnenveld van politiek Curacao. Dat heeft mij geen windeieren gelegd of mijn vriendenkring verbreed. (Redactie: Will bedoelt dat hem dat geld heeft gekost).

Twee Curaçao’s
Het conflict tussen de twee Curaçao’s laait op van tijd tot tijd en harde taal wordt gesproken. Over het andere Curacao, het Curacao van de dromen en illusies valt geen slecht woord van mijn lippen.

In ons allen slaapt een onbekende geest die onze nachten verstoort. Wij moeten dat beest leren temmen, zodat onze dromen zoete dromen zijn.

Om terug te kunnen gaan naar het verleden, naar een vat vol prettige herinneringen is een gift van de Goden. “Del Curaçao Que Se Va”, trekt mij steeds. Niet het Curaçao dat de kranten weerspiegelt, maar het Curaçao van de mooie herinneringen. Het Curaçao dat, als ik het beest onder controle hebt, van tijd tot tijd terugkeert in mijn dromen.

(Gewijd aan ex-gouverneur Jaime Saleh)