SIEGFRIED LAMPE



In de 16e en 17e eeuw hebben veel Noord-Europeanen zich op de eilanden in het Caribische gebied gevestigd. Nakomelingen van die families trouwden met elkaar en kregen kinderen. Meneer Lampe is een van de laatsten die direct afstammen van die oude blanke Caribische families. De voorvaderen van meneer Lampe hebben hier in de Antillen geschiedenis gemaakt. Meneer Lampe is verbonden met Gouverneur de Windt en met Gouverneur de Graaff. Zijn oom was Gouverneur nog in de 20e eeuw. Zaterdag 27 december is meneer Lampe overleden. Hij is 95 jaar geworden.

Geschiedenis vraagbaak

Siegfried Lampe was een autoriteit op het gebied van de geschiedenis van Statia. Ook heeft hij veel mensen geholpen met het onderzoek naar hun voorvaderen. Met Siegfried Lampe is een schat aan informatie verloren gegaan. Gelukkig heeft hij veel met mensen gedeeld.

De college of William and Mary (USA) heeft hem vaak als bron gebruikt voor hun historisch onderzoek. Hij schreef essays en hoofdstukken in boeken over de geschiedenis van Statia.

Gay Soetekouw noemt hem de “Rennaissance man”. Hij had een enorme rijkdom aan ideeën op allerlei gebied. Alles wat op zijn weg kwam, bekeek hij op een wetenschappelijke manier. Hij vond dat wetenschap en religie niet samen konden gaan. Hij was dan ook niet bepaald religieus. Lampe schreef gedichten en kon ook goed tekenen.

Knappe man

Ik ben een keer met mijn man bij hem op bezoek geweest. Ik kende hem als de oude gebogen lelieblanke heer met de grote zonnebril en het witte hoedje. Maar toen ik bij hem thuis was en hij z’n hoedje en bril had afgezet, zag ik twee donkerbruine ogen die me zo vrolijk en slim aankeken dat ik er verlegen van werd. Dat witte haar, dat steil en weerbarstig was, de gladgeschoren kin en die bruine ogen. Een 95 jarige knappe man.

Hij liet een tekening zien van Assepoester die op een krukje voor de open haard zat. Het was getekend met de klare lijn, de tekening was voornamelijk zwart-wit, maar het vuur van de haard was rood en oranje en het licht van de haard gaf het meisje een geel schijnsel. Hij liet zien dat de schaduw niet klopte. Ik praatte met hem mee: “Ja, inderdaad, de schaduw moet aan de andere kant..”, terwijl ik tegelijkertijd bewondering voelde voor de man die mij de tekening liet zien. Ik stelde me voor met hoeveel liefde hij gewerkt heeft aan het portret van dat meisje. Meneer Lampe is nooit getrouwd geweest.

Hij woonde in het huis naast het fort. Op de eerste verdieping was Statia’s eerste bibliotheek gevestigd. Nu liggen daar de boeken van meneer Lampe. In zijn jeugd woonde hij in het huis waar nu het museum van Statia is gevestigd, het oude “Simon Doncker huis”. In de jaren twintig heeft hij als klein jongetje door de spijlen van het hek van zijn tuin Marcus Garvey horen preken. Siegfried Lampe’s vader was op Statia geboren, was onderwijzer en heeft ook een poos op Saba en Sint Maarten gewerkt.

Kattenliefde


Toen Siegfried Lampe de negentig naderde begon zijn kattenliefde. Op het laatst had hij er een stuk of 40. Hij vertelde me dat de katten hem jong houden, vooral geestelijk. Hij was ervan overtuigd dat de elektriciteit die vrijkomt als je een kat aait, je lichaam inkomt en je zenuwstelsel beïnvloedt. Hij zei dat het niet voor niets is dat in het oude Egypte katten als goden werden gezien. Een voorbeeld van de volstrekt originele en individuele gedachten die Meneer Lampe had.

Lampe was kerngezond. Hij is vijf jaar lang niet bezweken voor de angst in elkaar geslagen te worden. Drie keer is het gebeurd, maar veel vaker zijn er mensen in zijn huis geweest en hebben daar rondgesnuffeld. Soms namen ze een paar slokken orange juice, soms namen ze wat geld. Meneer Lampe leefde van een karig pensioen. Het meeste geld ging op aan kattenvoer. In zijn jonge jaren was hij ervan overtuigd dat een goed dieet en niet roken en drinken kan zorgen voor een lang en gezond leven. Hij had de discipline om zo te leven, had daar geen God of verbod voor nodig en had wel 110 kunnen worden.

De laatste keer dat hij in elkaar geslagen was, ben ik hem in het ziekenhuis komen opzoeken. Een keer sliep hij, de andere keer was hij wakker, en de derde keer zat er een vriend naast het bed. Een zwarte man waar hij vertrouwelijk mee aan het praten was. Ik geloof dat het George Courtar was, want hij was al heel lang met hem bevriend. Meneer Lampe was trouw aan zijn vrienden. Voor de eerste gewelddadige aanval at hij iedere week bij een vriendin in Golden Rock.

In het ziekenhuis zag ik dat hij een klein teer lichaam had, tanig, maar moe gestreden. We hadden hem zien slapen en wilden een kaartje voor hem schrijven. Kaartje bij Mazinga gehaald, er iets opgeschreven en toen ik het kaartje kwam brengen, sliep hij nog steeds. Twee blauwogen, bloed onder zijn neus, en het kleine lichaam in foetushouding op dat bed. In een opwelling gaf ik hem een kus op zijn voorhoofd. Daarna een kus op zijn wang. Ik had zin om: “I love you” te zeggen. Zijn ogen gingen open en hij zei: “I want to go home to my cats”. Ik zei dat ik het begreep en dat hij wel weer naar huis zou mogen. Maar ik zag dat hij daar niet meer in geloofde.

Hij is inderdaad niet meer naar huis teruggegaan en ik heb hem nooit meer gezien. Wel nog veel over hem gesproken. Ik denk dat het de moeite waard is om zijn gedichten, zijn tekeningen, zijn brieven en zijn boeken bij elkaar te houden. Je zou een prachtige biografie over hem kunnen schrijven.